snelmenu
aferese | Verzameling van de hematopoietische (stam)cellen die zich in de bloedbaan bevinden |
ALL | Acute lymfatische leukemie |
allogeen | Van een ander |
AML | Acute myeloïde leukemie |
amyloïd | De naam voor een neerslag van verkeerd gevouwen eiwitten |
amyloïdose | Verzamelnaam voor ziekten veroorzaakt door eiwitneerslagen in de weefsels |
anemie | Bloedarmoede |
anemie, aplastische | Bloedarmoede door onvoldoende aanmaak |
anemie, Diamond Blackfan- | Aangeboren vorm van bloedarmoede waarbij de aanmaak van rode bloedcellen ontbreekt |
anemie, pernicieuze | Vorm van bloedarmoede veroorzaakt door een tekort aan vitamine B12 |
antistoffen | Immuunglobulinen: eiwitten die een belangrijke rol spelen in onze afweer |
aplastische anemie | Bloedarmoede door onvoldoende aanmaak |
apoptose | Gereguleerde celdood |
autoloog | Van zichzelf |
basofielen | Bepaald type witte bloedcellen |
beenmerg | Plaats (in de mergholten van de botten) waar het bloed wordt aangemaakt |
blastencrise | De fase waarin de chronische leukemie acuut is geworden. Blasten zijn onrijpe voorlopercellen. Bij acute leukemie worden de kwaadaardige cellen ook wel blasten genoemd. |
carpaletunnelsyndroom | Een zenuwaantasting in de pols met verschijnselen in de hand |
CEL | Chronische Eosinofiele Leukemie |
ciclosporine | Afweeronderdrukkend medicijn |
citraat | Stof die werkt als een specifiek bloedverdunningsmiddel |
CLL | Chronisch lymfatische leukemie |
CML | Chronisch myeloïde leukemie |
CMML | Chronisch myelo-monocytenleukemie |
consolidatiekuur | Kuur die het bereikte resultaat van de eerste kuur bevestigt/verstevigt |
cytogenetica | Chromosomenonderzoek |
cytostatica | Medicijnen die in staat zijn kankercellen te doden tijdens hun groei of hun celdeling kunnen remmen |
Diamond Blackfan-anemie | Aangeboren vorm van bloedarmoede waarbij de aanmaak van rode bloedcellen ontbreekt |
eosinofielen | Bepaald type witte bloedcellen |
eosinofilie | Toename van eosinofielen |
Epo | Erytropoietine, het hormoon dat rode bloedcellen aanmaakt |
erytrocyten | Rode bloedcellen |
erytromelalgie | Ernstige pijn in voeten of vingers, waarbij een rood-blauwe verkleuring te zien is |
ET | Essentiële trombocytemie, ziekte met een teveel aan trombocyten (bloedplaatjes) |
flowcytometrie | Kleurtechniek om witte cellen (bij leukemie of lymfoom) beter te karakteriseren |
flowkamer | Kamer met speciale luchtbehandeling om het risico op infecties vanuit de lucht te verminderen |
G-CSF | Granulocyte colony-stimulating factor: het hormoon dat witte bloedcellen (granulocyten) aanmaakt |
graft-versus-hostziekte | Aandoening na stamceltransplantatie, waarbij cellen uit het transplantaat (de graft) een ontsteking veroorzaken bij de patiënt (de host). Er zijn twee vormen, een acute vorm en een chronische vorm. |
granulocyten | Neutrofielen: een specifiek type witte bloedcellen |
hartzwakte | Uit zich door kortademigheid na geringe inspanning, vocht vasthouden, nachtelijke benauwdheid |
Hb | Hemoglobinegehalte |
hematocriet (Ht) | De fractie van rode cellen ten opzichte van het plasmagedeelte van het bloed |
hematologie | Leer van het bloed |
hematopoiese | Bloedaanmaak |
hemoglobine | Uit vier ketens samengesteld eiwit in de rode bloedcel, verantwoordelijk voor zuurstoftransport |
HES | Hypereosinofiel Syndroom |
Hodgkin-lymfoom | Ziekte van Hodgkin, Morbus Hodgkin: speciale vorm van lymfklierkanker |
HOVON | Stichting Haemato-Oncologie voor Volwassenen Nederland: deze stichting heeft als doel 'de bevordering van de optimale behandeling van volwassen patiënten met hematologische kwaadaardige ziekten'. Dit wordt bereikt door de opzet en uitvoering van klinische studies. |
huidbiopt | Het nemen van een klein stukje huid voor het doen van weefselonderzoek |
immuunglobulinen | Antistoffen: eiwitten die een belangrijke rol spelen in onze afweer |
inductiekuur | De eerste kuur die antileukemiebehandeling in gang zet |
intrathecaal | Toediening van medicijnen via injecties in de ruimte bij het ruggenmerg |
intraveneus | Toediening van medicijnen via een infuus rechtstreeks in de bloedbaan |
JAK2-mutatie | Afwijking in eiwit dat een rol speelt bij celactivatie. Relevant bij ziekten zoals essentiële trombocytemie, polycytemia vera en myelofibrose. |
Kahler, ziekte van | Multipel myeloom: woekering van plasmacellen |
kappa lichte keten | Lichte keten, als onderdeel van een immuunglobuline |
lambda lichte keten | Lichte keten, als onderdeel van een immuunglobuline |
leukaferese | Techniek om met een aferesetoestel witte bloedcellen uit het bloed te verwijderen; gebeurt meestal bij patiënten met een acute leukemie wanneer het aantal leukemiecellen gevaarlijk hoog is. |
leukemie | Woekering van witte bloedcellen. Er zijn veel verschillende soorten leukemie, acute en chronische vormen, uitgaande van myeloïde of lymfatische cellen, zoals AML, ALL, CLL en CML. |
leukocyten | Witte bloedcellen |
leukocytopenie | Leukopenie: tekort aan witte bloedcellen |
leukocytose | Teveel aan witte bloedcellen |
leukopenie | Leukocytopenie: tekort aan witte bloedcellen |
lymfocyten | Een specifiek type witte bloedcellen, belangrijk bij de afweer |
lymfoom | Woekering van lymfklierweefsel. Er zijn veel verschillende soorten lymfomen. |
Maligniteit | Kwaadaardige ziekte |
MDS | Myelodysplastisch syndroom |
MGUS | Monoclonal gammopathy of unknown significance: toename van een M-proteïne, zonder dat de betekenis duidelijk is, en waarbij een maligniteit zoals non-Hodgkin-lymfoom of multipel myeloom is uitgesloten |
Morbus Hodgkin | Hodgkin-lymfoom, ziekte van Hodgkin: speciale vorm van lymfklierkanker |
M-proteïne | Paraproteïne: eiwitproduct van één type plasmacellen. Komt meestal voor zonder dat er sprake is van een ziekte, vooral bij ouderen. Kan ook gepaard gaan met een toename of zelfs woekering van plasmacellen, zoals MGUS of multipel myeloom. |
multipel myeloom | Ziekte van Kahler: woekering van plasmacellen |
myeloablatief | Volledig vernietigend voor het beenmerg |
myelofibrose | Ziekte met verbindweefseling in het beenmerg |
myeloproliferatie | Algemene benaming voor woekering van witte cellen |
myeloproliferatieve aandoeningen | Groep van ziekten waaronder vallen: polycytemie, essentiële trombocytose en myelofibrose |
neutrofielen | Granulocyten: een specifiek type witte bloedcellen, belangrijk in de afweer tegen bacteriën. Na hoge dosis chemotherapie is het aantal neutrofielen bepalend of een patiënt weer naar huis mag. |
NHL | Non-Hodgkin-lymfoom: naam voor een grote groep van verschillende soorten lymfklierkanker |
nodulair paragranuloom | Variant van Hodgkin-lymfoom |
non-Hodgkin-lymfoom | NHL: naam voor een grote groep van verschillende soorten lymfklierkanker |
non-myeloablatief | Chemotherapie en bestraling die het beenmerg grotendeels intact houden |
oraal | Toediening van medicijnen als tabletvorm, poeder, capsule of drank via de mond |
paraproteïne | M-proteïne: eiwitproduct van één type plasmacellen. Komt meestal voor zonder dat er sprake is van een ziekte, vooral bij ouderen. Kan ook gepaard gaan met een toename of zelfs woekering van plasmacellen, zoals MGUS of multipel myeloom. |
pernicieuze anemie | Vorm van bloedarmoede veroorzaakt door een tekort aan vitamine B12 |
petechiën | Kleine puntbloedingen in de huid |
plasma | Vloeistof die overblijft wanneer de cellen uit het bloed zijn verwijderd |
plasmaferese | Techniek om via een aferesetoestel plasma uit het bloed te verwijderen |
PLL | Prolymfocytenleukemie: vorm van chronische lymfatische leukemie (CLL) die intensievere behandeling behoeft dan de gewone CLL; er zijn twee vormen, uitgaande van B-cellen (B-PLL) of van T-cellen (T-PLL) |
polycytemia vera (PV) | Ziekte met een teveel aan bloed |
progressie | Toename, verergering van de ziekte |
prolymfoyctenleukemie (PLL) | Vorm van chronische lymfatische leukemie (CLL) die intensievere behandeling behoeft dan de gewone CLL; er zijn twee vormen, uitgaande van B-cellen (B-PLL) of van T-cellen (T-PLL) |
profylaxe | Voorzorgsmaatregelen |
pure red cell aplasia (PRCA) | Selectieve ('pure') aanmaakstoornis ('aplasia') van rode cellen ('red cell') |
purpura | Kleine puntbloedingen |
PV | Polycytemia vera: ziekte met een teveel aan bloed |
radioloog | Medisch specialist die röntgenfoto's en scans (CT-scan of MRI) beoordeelt |
radiotherapeut | Medisch specialist verantwoordelijk voor de bestraling van patiënten |
randomisatie | Loting (bij indeling in behandelschema van studie) |
recidief | Terugkomst van de ziekte, nadat deze weg is geweest |
reticulocyten | Voorlopers van de rode cellen |
relapse | Recidief: terugkomst van de ziekte, nadat deze weg is geweest |
remissie | Afname van de ziekte |
remissie, complete | Volledig verdwijnen van de ziekte |
remissie, partiële | Afname van de ziekte voor meer dan 50 procent |
serum | Vloeistof die overblijft wanneer bloed is gestold |
Sjögren | Ontstekingsziekte van de speekselklieren met als resultaat een ernstig droge mond |
sikkelcelanemie | Erfelijke vorm van bloedarmoede waarbij de rode bloedcellen bij zuurstofgebrek een sikkelcel aannemen, wat gepaard gaat met pijnaanvallen in de botten |
stamcelaferese | Techniek om met een aferesetoestel stamcellen uit het bloed te verwijderen |
stamcellen | Voorlopercellen die verantwoordelijk zijn voor de aanmaak van weefsel. Meestal wordt met stamcellen de groep cellen bedoeld die uitrijpen tot bloedcellen en bijvoorbeeld verzameld worden bij stamceltransplantatie. |
steriliteit | Onvruchtbaarheid |
subcutaan | Toediening van medicijnen via onderhuidse injecties |
thalassemie | Vorm van bloedarmoede veroorzaakt door een aanmaakstoornis in één of meer hemoglobineketens |
TPO | Trombopoietine: hormoon dat trombocyten (bloedplaatjes) aanmaakt |
trombopoietine (TPO) | Hormoon dat trombocyten (bloedplaatjes) aanmaakt |
trombocyten | Bloedplaatjes |
trombocytopenie | Trombopenie: tekort aan trombocyten (bloedplaatjes) |
trombopenie | Trombocytopenie: tekort aan trombocyten (bloedplaatjes) |