Maanden na HSCT | 4 | 5 | 6 | 12 | 13 | 14 | 16 | 2 jaar | 5 jaar |
Vaxneuvance | x | x | x | x | |||||
Pneumovax-23 | x | x | |||||||
Bexsero | x | x | |||||||
Nimenrix of Menveo of MenQuadfi | x | x | |||||||
Vaxelis | x | x | x | ||||||
Shingrix | x | x | |||||||
Influenza | x | ||||||||
M-M-RVAXPRO | Overleg | ||||||||
HPV | Zie 8 |
Vaccins
NB Bij het gebruik van Rituximab vaccinatie minimaal 8 maanden uitstellen.
-
-
-
- Geconjugeerd pneumokokkenvaccin (PCV-15): Vaxneuvance
-
- Maand 4
- Maand 5
- Maand 6
- Maand 12
-
- Polysaccharidenpneumokkenvaccin (PPV-23): Pneumovax23
- Maand 14
- Iedere 5 jaar herhalen
- Geconjugeerd meningokokkenvaccin tegen:
- Serotype B: Bexsero
- Maand 13
- Maand 16
- Serotype A, C, W en Y: Nimenrix of Menveo of MenQuadfi
- Maand 13
- Maand 16
- Serotype B: Bexsero
- Difterie-, kinkhoest-, tetanus-, polio-, Haemophilus influenza type B en hepatitis B-vaccin: Vaxelis
- Maand 12
- Maand 13
- Maand 14
- Recombinant Varicella Zoster vaccin: Shingrix
- Influenza
- Vanaf maand 4, in het seizoen, jaarlijks via de huisarts
- BMR (Mazelen/Bof/Rode hond):
-
- Met name mazelen geeft na HSCT vaak een ernstige, mogelijk dodelijke, pneumonie of encefalitis
- De kans dat een patiënt seronegatief is vijf jaar na allogene HSCT is 60%
- Iedere patiënt na allogene HSCT moet, na 24 maanden, getest worden op antistoffen
- Indien de patiënt seronegatief is, geen GVH heeft, geen immunsuppresiva gebruik, geen recidief van de ziekte heeft, een CD4-getal heeft van >200 en geen immunoglobulines (IVIG) heeft gehad in de voorgaande 8 maanden: 1 dosis MMRVaxPro (levendverwakt vaccin: kan bij ernstig immuun gecompromitteerde patiënten een fatale infectie geven)
-
- Humaan Paillomavirus (HPV)-vaccin: Gardasil
-
-
-
- Voor mannen en vrouwen tot de leeftijd van 26 jaar
- Twee dosis met 6 maanden ertussen
-
-
-
- Geconjugeerd pneumokokkenvaccin (PCV-15): Vaxneuvance
-
-