* website aangepast volgens richtlijn van 2018
Introductie
Het grootste deel van de Large granular lymphocyte (LGL)-ziekten is klonaal en daarom te beschouwen als (pre)maligne, i.e. LCL-leukemie. Deze ziekten komen met name voor bij patiënten > 60 jr en kennen een indolent beloop met een mediane overleving > 10 jaar. Er ontstaan eerder problemen door verhoogde infectievatbaarheid en (progressieve) pancytopenie – welke auto-immuungerelateerd is en geen verdringing – dan door hun maligne karakter. Een deel echter is polyklonaal en daarom waarschijnlijk reactief.
Auto-immuunprocessen zijn frequent (33%), vooral reumatoïde artritis, vasculitis en granulocytopenie, soms PRCA of trombocytopenie. Is LGL-lymfocytose een reactie op deze auto-immuunziekte of is de chronische stimulering van het immuunsysteem oorzaak van het ontstaan van maligne, klonale ziekte? Ook is LGL geassocieerd met maligniteiten (5-10%) en MDS (3-10%).
Vaak is er een monoclonale T-celpopulatie, chromosomale afwijking (+8, +14) en invasieve groei in lever en milt, suggestief voor maligniteit, d.w.z. ‘LGL-leukemie’. De recente ontdekking van stimulerende mutaties in STAT3 (1) en STAT5b (2) in ongeveer 50% der gevallen bevestigt het intrinsiek maligne karakter van deze ziekte. Waarschijnlijk zijn er echter ook reactieve beelden, ‘LGL-lymfocytose’. Omdat de naam leukemie de patiënt een bepaald stigma bezorgt, zou men de term ‘lymfocytose’ kunnen verkiezen, maar in het internationaal spraakgebruik wordt ‘leukemie’ vaker gebruikt.
Onderzoek
- A/B-symptomen, recidiverende (ernstige) infecties, anemie, auto-immuunfenomenen (artritis)
- LO: lymfadenopathie, hepatosplenomegalie, artritis, huidafwijkingen
- AO:
– Lab: BB, handdiff (korrelhoudende lymfoïde cellen), nierfunctie, leverfunctie, immuunglobulines, DAT, hep B, hep C, HIV, RF, ANA, BSE
– Immunofenotypering: (minimaal CD8+CD16+/-CD57+, zowel TCRαβ+ als TCRγδ+; T-cel LGL is gekenmerkt door negativiteit voor CD56 terwijl NK-cel LGL CD56+ is)
– Evt. T-celreceptor rearrangement
– Cytogenetica: wordt in richtlijn niet geadviseerd, maar onder ‘toelichtingen’ op website staat dat er soms chromosomale afwijkingen zijn en afwijkingen in STAT3, STAT5b die relevant kunnen zijn
– Cristabiopt alleen op indicatie (bijv. als diagnose onvoldoende duidelijk is of als je onderscheid wil maken tussen aplastische anemie, MDS)
– Beeldvorming alleen op indicatie
Differentiaal diagnose
- subtypen zijn: T-LGL, CD3+, en CLPD-NK (chronic lymphoprolifferative disease of NK cells), CD3–;
dit laatste type moet onderscheiden worden van NK-LGL, dat een veel agressiever beloop heeft; - NK- en NK-like T-celmaligniteiten, w.o. nasal T-cellymfoom;
- andere indolente lymfoïde maligniteiten;
- perifeer T-NHL, m.n. extranodaal, w.o. S.C. panniculitis-like T-cellymfoom en hepatosplenisch T-cellymfoom;
- CTCL, M Sézary.
Behandeling
Filter trials en protocollen voor dit ziektebeeldBehandelindicatie:
- Bij recidiverende infecties, B-symptomen, symptomatische anemie, symptomatische auto-immuunziekte
- Hb < 6,2 mmol/l of trombocyten < 50 × 109/l of neutrofiele granulocyten <0,5 × 109/l
Doel: verbeteren symptomen en bloedbeeld.
- < 50% van de patiënten heeft ooit in zijn leven behandeling voor LGL nodig.
- Prognose is goed, overlijden met name door ernstige infecties (die bij < 10% van de patiënten voorkomen).
- MTX 10 mg/m2/wk (m.n. bij RA) gedurende 4 maanden
- Geen respons = andere therapie. PR = MTX 1 jaar continueren
- Overweeg 1 maand na bereiken CR de medicatie te staken
- Cyclofosfamide 100 mg/dag gedurende 4 maanden
- Respons = 8-12 maanden continueren
- Overweeg 1 maand na bereiken CR de medicatie te staken
- Ciclosporine 5-10 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses, streef dalspiegel 200-350 ng/ml
Refractaire ziekte:
- Purine-analoga (meeste ervaring met deoxycoformicine (pentostatin) (Mercieca, 1994), alternatieven zijn fludarabine en cladribine)
- Splenectomie
Ondersteunende behandeling:
- Prednisolon 1 mg/kg (als monotherapie niet effectief, maar vermindert wel symptomen bijv. t.t.v. opstarten MTX);
- (peg)filgrastim. G-CSF leidt tot snelle maar voorbijgaande stijging van granulo’s (let op: risico voor verergeren van inflammatoire verschijnselen als reuma); gebruik bij neutropene infectie kan zinvol zijn (Weide, 1994);
- SDD bij recidiverende infecties.
Respons | Criteria voor respons |
Complete immunologische remissie | Hematologische complete remissie + normale flowcytometrie |
Complete moleculaire remissie | Hematologische complete remissie + geen T-celkloon met polymerasekettingreactie |
Hematologische complete remissie | Hb > 7,5 mmol/l, trombocyten > 150 × 109/l, neutrofiele granulocyten > 1,5 × 109/l, lymfocyten > 4 × 109/l en in differentiatie normaal aantal LGL |
Hematologische partiële remissie | Verbetering van bloedwaardes maar niet voldoen aan complete remissie (zoals neutrofiele granulocyten > 0,5 × 109/l of vermindering van transfusienoodzaak) |
Behandelfalen | Geen van bovengenoemde responsen na 4 maanden behandeling |
Progressieve ziekte | Verergering van cytopenie of organomegalie |
Follow-up: 3-12 maanden
Literatuurlijst
- Koskela, H.L., Eldfors, S., Ellonen, P., et al. Somatic STAT3 mutations in large granular lymphocyte leukemia. New Engl J Med 2012, 366, 1905-13.
- Rajala, H.L., Eldfors, S., Kuusanmali, H., et al. Discovery of somatic STAT5b mutations in large granular lymphocyte leukemia. Blood 2013, 121, 4541-50.