Home > Benigne hematologie > Trombose > Antithrombotica bij patiënten met trombopenie

Antithrombotica bij patiënten met trombopenie

Achtergrond

Patiënten met een hematologische maligniteit hebben relatief vaak een indicatie voor antistolling, hetzij pre-existent bij bijv. AF, of vanwege een maligniteits-geassocieerde veneuze trombo-embolie (VTE). In deze patiëntenpopulatie ontstaat vaak trombopenie, als uiting van ziekte of effect van behandeling. Trombopenie vergroot het risico op bloedingen. Trombopenie beschermt niet tegen het optreden van trombotische events.

Beleid

Trombocyten ≥ 100: geen actie

Trombocyten 100-50, en verwachte verdere daling:

  • indicatie voor antistolling kritisch beoordelen
  • VKA vervangen door LMWH (therapeutisch, gedoseerd op lichaamsgewicht en nierfunctie)
  • combinaties van antistollingsmiddelen en trombocytenaggregatieremmers vermijden

Trombocyten < 50:

  • VTE minder dan 1 maand geleden:
    • volledige antistolling, trombocyten transfunderen tot ≥ 50.
    • Als dat niet lukt, vena cava filter overwegen bij longembolie of beenvenetrombose, LMWH naar 50% voor armvenetrombose.
  • VTE meer dan 1 maand geleden:
    • LMWH dosering naar 50% van volledig, trombocyten transfunderen tot ≥ 20.
    • Als dat niet lukt, LMWH dosering verlagen naar profylactisch.
  • Trombocytenaggregatieremmers:
    • geen combinatietherapie (bij bare metal stent < 6 wk of drug eluting stent < 6 mnd overleg met behandelend cardioloog).
    • alleen continueren bij event of stent < 6 mnd geleden, dan trombocyten transfunderen tot ≥ 20.

Deze print is 24 uur geldig na het aanmaken. Aangemaakt op: 20-4-2024, 3:39