Het risico op EBV reactivatie en het daarmee geassocieerde post-transplantatie lymfoproliferatieve ziekte (PTLD) na allogene hematopoietische stamceltransplantatie zonder T cel depletie is erg klein: ongeveer 1,0 % (op 10 jaar). De belangrijkste risicofactoren op het ontwikkelen van PTLD zijn:
- GVHD (waarvoor immunosuppressieve behandeling),
- T-cel depletie van het transplantaat,
- gebruik van ATG in conditionering (zeer beperkte toepassing in het UMCG) en
- HLA mismatch (dus ook ihkv haplo-identieke stamceltransplantaties).
De meerwaarde van routinematig EBV surveillance is beperkt, maar is protocollair toegepast tot dag +100 middels plasma PCRs.
Extra aandacht is noodzakelijk tijdens episode van (acute) GVHD (en dus immunosuppressieve therapie).
Als EBV middels PCR aantoonbaar is in plasma (niet kwantificeerbaar <2,3 log IU/ml of kwantificeerbaar) en/of stijgend in titer:
- Stop indien mogelijk immunosuppressiva
- Rituximab 375 mg/m2, als na 72 uur niet minimaal 50% reductie in het aantal kopieën dan 2e gift Rituximab
- Bij onvoldoende respons: DLI: 1 × 106 CD3/kg
Referentie
Styczynski J. Management of Epstein-Barr Virus infections and post-transplant lymphoproliferative disorders in patients after allogeneic hematopoietic stem cell transplantation: Sixth European Conference on Infections in Leukemia (ECIL-6) guidelines. Haematologica 2016;101:803-811. https://doi.org/10.3324/haematol.2016.144428