Infusie leukaferese materiaal
Definitie dag 0: De dag waarop de initieel geplande infusie van het transplantaat (perifeer bloed stamcellen of beenmerg) is afgerond.
Dosis
Bij gemobiliseerde CD34 cellen is het doel tussen de 5 en 10 × 106 CD34+ cellen/kg toe te dienen. Indien het product meer dan 10 × 106 CD34+ cellen/kg bevat, zijn er twee opties met het streven om in het transplantaat minder dan 300 × 106 CD3+ cellen/kg uit te komen:
- Splitsen (of depletie) van het product, waarbij streven naar 5-10 x 106 CD34+ cellen/kg; resterend product kan (in overleg) gecryopreserveerd worden.
- T-celdepletie (in de praktijk nauwelijks toegepast).
Bij transplantatie van beenmerg is het doel 4 × 108 mononucleaire cellen/kg toe te dienen. Helaas is het soms niet mogelijk deze hoeveelheid te oogsten. Een dosis van 2 × 108 mononucleaire cellen/kg wordt als minimale hoeveelheid gezien voor een adequate engraftment.
ABO (in)compatibiliteit
Leukaferese materiaal: ABO compatibel
- Premedicatie: Clemastine 2 mg iv
- Infusie van ge-afereerde cellen in 1 uur, via korte infuuslijn zonder filter
Leukaferese materiaal: ABO incompatibel
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen 1) allereerst een major of minor ABO mismatch, en 2) vervolgens tussen de ernst van de te verwachten complicaties, ingedeeld in drie groepen van weinig, matig ernstig tot ernstig, gedefinieerd door de combinatie van de hoeveelheid erytrocyten bijmenging in het aferese product (≤ of > 15 ml) en de titer anti-A of B (≤ of > 1:16) bij de ontvanger, zie hieronder. Voor follow-up gedurende de eerste weken: zie Transfusies en bloedgroepwisselingen.
I. Major ABO mismatch
(D.w.z. ontvanger heeft antistoffen gericht tegen de erytrocyten van de donor)
Doordat de erytrocyten terechtkomen in het plasma van de patiënt waarin grote hoeveelheden antistoffen aanwezig zijn, treedt direct afbraak op. De behandeling bestaat vooral uit:
- het handhaven van een ruime diurese van 1 – 2 ml/kg/uur, gedurende ten minste 2 uur na elke dagelijkse infusie ter voorkoming van nierinsufficiëntie
- zo nodig worden erytrocytenconcentraten toegediend met bloedgroep 0.
- Indien erytrocytencontaminatie ≤ 15 ml (≤ 200 × 109) en de titer anti-A/anti-B bij de patiënt kleiner of gelijk is aan een verdunning van 1 op 16:
- Prehydratie 1 L NaCl 0,45%/gluc 2,5% in 4 uur
- Premedicatie Clemastine 2 mg i.v.
- Start de transfusie van de stamcellen met: 1 ml/min = 20 druppels/min gedurende 10 min. Indien geen reacties (rillingen, koorts, bloeddrukdaling) dan:
- 2 ml/min = 40 druppels/min gedurende 10 min; indien geen reacties:
- 3 ml/min = 60 druppels/min; indien geen reacties deze snelheid handhaven
Bij reacties:
- Infusie 30 min stoppen
- Hydrocortison 100 mg i.v.
- NaCl 0.9%, 1 L/uur
- Cito: LDH, bilirubine
Nadat de toediening 30 minuten is gestaakt de toediening hervatten vanaf de laagste stand en handelen volgens het bovenstaande schema
- Indien de titer anti-A/anti-B bij de patiënt groter is dan een verdunning van 1 op 16 en het aantal erytrocyten ≤ 200 × 109:
- Prehydratie met 1 L NaCl 0,45%/gluc 2,5% in 4 uur
- Premedicatie met Clemastine 2 mg i.v.
- Start met: 1 ml/min = 20 druppels/min gedurende 30 min; indien geen reacties (rillingen, koorts, bloeddrukdaling) dan:
- 2 ml/min = 40 druppels/min gedurende 20 min; indien geen reacties:
- 3 ml/min = 60 druppels/min gedurende 10 min; indien geen reacties deze snelheid handhaven
Bij reacties:
- infusie 30 min stoppen
- hydrocortison 100 mg i.v.
- NaCl 0,9%, 1 L/uur
- cito bepalen van: LDH, bilirubine
Nadat de toediening 30 minuten is gestaakt de toediening hervatten vanaf de laagste stand en handelen volgens het bovenstaande schema
- Indien meer dan 200 × 109 erytrocyten in transplantaat:
Start transfusie van de stamcellen zoals boven beschreven bij een titer anti-A/anti-B: > 1/16. Indien er dusdanige reacties optreden dat continuering niet mogelijk is dan zal alsnog erytrocyten depletie plaatsvinden (zelden noodzakelijk).
II. Minor ABO mismatch
(D.w.z. donor heeft antistoffen gericht tegen de erytrocyten van de ontvanger)
In het plasma van de donor bevinden zich antistoffen gericht tegen de A/B antigenen op de erytrocyten van de ontvanger. Omdat de hoeveelheid plasma en daarmee de totale hoeveelheid antistoffen in het transplantaat gering is en nog verder verdund wordt in de 2,5-3 liter plasma van de ontvanger, is de kans dat er hemolyse ontstaat zeer gering. Soms is er alleen een positieve directe antiglobuline test. Gevaarlijker is de productie van antistoffen door de donorlymfocyten; deze productie begint circa 2-3 weken na de transplantatie. In dit geval zou er dan een uitgestelde hemolytische transfusiereactie ontstaan.
Door de toegediende antistoffen kan er hemolyse ontstaan. De behandeling bestaat vooral uit het handhaven van een ruime diurese van 1-2 ml/kg/uur (ter voorkoming van nierinsufficiëntie), zo nodig worden erytrocytenconcentraten toegediend met bloedgroep 0.